De Hoge Raad heeft onlangs geoordeeld dat de partijbedoeling niet langer van belang is bij de beoordeling van het feit of er sprake is van een arbeidsrelatie. De intentie van het sluiten van een overeenkomst tussen een opdrachtgever en een zzp’er is niet meer belangrijk. Wat zijn de gevolgen van de uitspraak van de Hoge Raad voor de arbeidswereld?
Arbeidsovereenkomst
Laten we beginnen met de basis: de arbeidsovereenkomst. Veel Nederlanders werken op basis van een arbeidsovereenkomst, zij zijn in loondienst bij een werkgever. Artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek omschrijft de arbeidsovereenkomst als: de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Indien de inhoud van een overeenkomst voldoet aan deze omschrijving, moet de overeenkomst worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Er wordt in dit artikel gekeken naar drie belangrijke begrippen: gezag, loon en arbeid. Wanneer jij in dienst bent van je werkgever en arbeid verricht tegen betaling, werk je op basis van een arbeidsovereenkomst.
Indien je werkzaam bent als zzp’er zal er vaak één element uit dit artikel missen: het gezag, omdat jij je eigen werk verricht vóór de opdrachtgever. Je bent niet in dienst van een werkgever, maar je voert een opdracht uit voor je opdrachtgever.
Oude situatie: het Groen/Schoevers arrest
Maar uit diverse jurisprudentie en arresten blijkt dat er ook werd gekeken naar andere feiten en omstandigheden. Zo is, inmiddels was, het Groen/Schoevers arrest een belangrijke uitspraak in het arbeidsrecht.
Wat gebeurde er in deze zaak? In het kort, Groen geeft, vanuit zijn eigen bedrijf, les bij onderwijsinstelling Schoevers. Maandelijks stuurt Groen facturen naar Schoevers voor zijn werkzaamheden. Groen valt niet onder de arbeidsvoorwaardenregeling, zo krijgt hij geen geld bij ziekte, überhaupt geen vakantiegeld en wordt er geen loonbelasting ingehouden. Na een bepaalde tijd zegt Schoevers, tegen de wil van Groen, de overeenkomst op. Beide partijen stappen daardoor naar de rechter.
Wat oordeelde de rechter? De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen arbeidsovereenkomst bestond tussen Groen en Schoevers. De rechtbank heeft terecht in haar vonnis als de centrale vraag in deze zaak beschouwd of tussen partijen een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek heeft bestaan.
Ook de Hoge Raad heeft zich over deze zaak gebogen. De Hoge Raad is tot de conclusie gekomen dat er twee kanten van belang zijn bij de beoordeling van de arbeidsrelatie: de partijbedoeling en de feitelijke bedoeling. De concrete vragen om deze bedoelingen te achterhalen waren: “wat was de bedoeling bij de arbeidsrelatie?” en “hoe is er feitelijk uitvoering gegeven aan de arbeidsrelatie?”. Omdat Groen wel op de hoogte was van zijn arbeidsvoorwaardenregeling, die niet te vergelijken was met de werknemers, is hier geen sprake geweest van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast ontbrak het gezag in deze kwestie.
Dit arrest is nu echter door de Hoge Raad aan de kant geschoven en is dus niet meer van belang.
Partijbedoeling niet meer van belang
De Hoge Raad oordeelt nu als volgt: het is niet van belang of partijen ook daadwerkelijk de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. Waar het om gaat, is of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst. Anders dan uit het arrest Groen/Schoevers is afgeleid, speelt de bedoeling van partijen dus geen rol meer bij de bij de vraag of de overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst.
Kortom, het gaat nu vooral om de wettelijke omschrijving van een arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek.
Geen partijbedoeling… en nu?
Het gevolg is dat er niet meer naar de partijbedoeling gekeken gaat worden. Indien er twijfel is over de arbeidsrelatie dan zal er door de rechter gekeken worden naar de volgende aspecten:
- Wordt er arbeid verricht?
- Wordt hier loon voor betaald?
- Is er sprake van een werkgever-werknemer relatie?
Gevolgen voor zelfstandigen
Tussen een zelfstandige en de opdrachtgever wordt in veel gevallen een overeenkomst van opdracht aangegaan, geen arbeidsovereenkomst. Het gevolg van de uitspraak van de Hoge Raad is, is dat een overeenkomst van opdracht toch nog gezien kan worden als een arbeidsovereenkomst, wanneer aan de elementen van een arbeidsovereenkomst wordt voldaan.
Gezagsverhouding
Nu de Hoge Raad heeft uitgesproken dat het Groen/Schoevers arrest niet meer bepalend is, wordt er enkel nog gekeken naar de elementen uit artikel 7:610 BW. Dit betekent dat de partijbedoeling niet meer van belang is. Deze uitspraak heeft geen grote gevolgen voor zzp’ers, zo lang er in de overeenkomst tussen de zzp’er en een opdrachtgever geen sprake is van een gezagsverhouding.