Op 1 juli 2017 is de Wet tegengaan onredelijk lange betaaltermijnen in werking getreden, met een overgangsperiode van één jaar. Per 1 juli 2018 is de wet in haar volledigheid van toepassing. Het doel van deze wet is om kleine ondernemers te beschermen tegen een lange betalingstermijn in overeenkomsten met grote ondernemers.
Voorgeschiedenis en aanleiding wet
Al in 2011 is op Europees niveau een richtlijn overeengekomen om de rechten van leveranciers te beschermen tegen late betalingen. De Europese Richtlijn 2011/7/EU van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties bepaalt dat de overheid, non-profit organisaties en bedrijven facturen uiterlijk binnen 30 dagen na ontvangst van de factuur moeten betalen. Het is bedrijven binnen deze richtlijn echter toegestaan om langere betalingstermijnen overeen te komen, met een maximum van 60 dagen. Termijnen van langer dan 60 dagen zijn alleen toegestaan wanneer dit uitdrukkelijk schriftelijk is overeengekomen en de termijn niet kennelijk onbillijk is.
In de praktijk blijkt dat deze lange betalingstermijnen problemen opleveren voor zzp’ers en mkb-leveranciers. De grootbedrijven gebruiken hun leveranciers als bank en wentelen hun financieringslasten af op de leveranciers. Leveranciers moeten de geleverde producten voorfinancieren en raken daardoor in de problemen.
Inhoud wet
Deze wet zorgt ervoor dat geen langere betalingstermijn dan 60 dagen kan worden overeengekomen. Wordt dat toch gedaan, dan is die betalingstermijn nietig (artikel 3:41 BW) en wordt deze van rechtswege omgezet in een betalingstermijn van 30 dagen (artikel 6:119a lid 2 BW). Wordt de factuur vervolgens pas na 30 dagen betaald, is van rechtswege de wettelijke handelsrente (8%) verschuldigd over de termijn die de 30 dagen overschrijdt. Er kan per overeenkomst geen afstand worden gedaan van de verschuldigdheid van de wettelijke handelsrente. Een dergelijke afstandsverklaring zal door de rechter nietig worden verklaard. Wel kan een contractuele rente worden afgesproken, maar deze doet niets aan de wettelijke handelsrente af. De vordering van de wettelijke handelsrente is gedurende 5 jaar afdwingbaar (artikel 3:307 lid 1 BW). Dat biedt ondernemers de kans om eventueel na het eindigen van de handelsrelatie alsnog naar de rechter te gaan.
Wet per 1 juli 2017
Vanaf 1 juli 2017 geldt de regeling omtrent de beperking van betalingstermijnen voor alle nieuwe overeenkomsten. In overeenkomsten gesloten na 1 juli 2017 mag dus geen langere betalingstermijn dan 60 dagen worden opgenomen. Wordt dat wel gedaan, dan is deze termijn nietig en wordt deze van rechtswege omgezet in een betalingstermijn van 30 dagen. Voor bestaande overeenkomsten is een overgangsregeling tot 1 juli 2018 opgenomen. Partijen hebben dus een jaar de tijd om hun overeenkomsten aan te passen op het nieuwe recht.
Wet per 1 juli 2018
Vanaf 1 juli 2018 geldt de Wet tegengaan onredelijk lange betaaltermijnen ook voor bestaande overeenkomsten. Een betalingstermijn van langer dan 60 dagen in overeenkomsten gesloten vóór 1 juli 2017 zijn vanaf dat moment eveneens nietig. De betalingstermijn wordt van rechtswege omgezet in een termijn van 30 dagen.
Waar moet je als ondernemer op letten?
Voor de grote ondernemer is het van belang dat de inhoud van de overeenkomst duidelijk is. Zorg dat uit de overeenkomst duidelijk blijkt welke betalingstermijn wordt gehanteerd, wanneer die begint te lopen en wanneer de prestatie (contractueel gezien) is geleverd. Zo voorkom je dat je wellicht ten onrechte de wettelijke handelsrente verschuldigd bent.
Kleine bedrijven hebben door deze wet een sterkere positie. Betalingstermijnen van meer dan 60 dagen kunnen als ongeschreven worden gehouden en worden aangemerkt als een betalingstermijn van 30 dagen. Wanneer de factuur vervolgens niet binnen 30 dagen na ontvangst wordt betaald, kun je als kleine ondernemer aanspraak maken op de verschuldigde wettelijke handelsrente en incassokosten. Je doet er dus goed aan (bestaande) contracten te controleren op betalingstermijnen en de wederpartij op deze nieuwe wet te wijzen als zij in overtreding is.
De wet zal in 2019 worden geëvalueerd.