Het belastingplan 2019 brengt een aantal grote veranderingen met zich mee. Aangezien Lady Lawyer zich richt op de box 1-ondernemingen, lichten wij de voor deze groep belangrijkste veranderingen uit. De grootste veranderingen zien we in de Inkomstenbelasting. Hieronder leggen we zo duidelijk mogelijk uit wat er verandert voor jou en wat dit concreet betekent, als je dat vergelijkt met de huidige situatie. Zo kun je jezelf zo goed mogelijk voorbereiden op de belasting(kosten) van 2019.
Inkomstenbelasting
In het regeerakkoord dat kabinet Rutte 3 in 2017 sloot, bleek het kabinet plannen te hebben voor het wijzigen van het schijvenstelsel van de inkomstenbelasting. Dit gebeurde op aanraden van commissie van Dijkhuizen uit 2013. In Rutte 2 lagen deze plannen echter ook al op tafel, maar het was pas in Rutte 3 dat men hier echt mee aan de slag ging. Wat verandert er nu precies? Ga je er als ondernemer op vooruit? Hieronder een illustratie van de huidige en toekomstige situatie.
Belangrijk om rekening mee te houden bij de schijven van de inkomstenbelasting, is het onderscheid dat wordt gemaakt tussen niet-AOW gerechtigden en AOW-gerechtigden. De AOW-gerechtigden kennen andere tarieven binnen de inkomstenbelasting. Dit onderscheid is er vanwege de draagkracht: de AOW-gerechtigden van nu hebben (meestal) geen looninkomsten meer en leven vaak van een klein pensioen. Daarbij komt het voor dat sommige ouderen enkel AOW ontvangen en geen pensioen, omdat zij bijvoorbeeld altijd voor het huishouden hebben gezorgd en dus niet deel hebben genomen aan de werkende maatschappij. Deze generatie heeft een heel andere tijd gekend dan de werkenden nu kennen, wat betreft zekerheden, loon, opbouw van pensioen en veilige arbeidsomstandigheden en kun je daarom niet even streng behandelen als de huidige werkende generatie. Omdat er toch werkenden zijn die de pensioengerechtigde leeftijd al hebben bereikt, worden de AOW-gerechtigden voor de volledigheid ook in dit artikel besproken.
2018
In 2018 kennen we voor niet AOW-gerechtigden vier schijven, waarbij de eerste en tweede schijf inclusief de premie Volksverzekeringen is. Dit ziet er als volgt uit.
Je ziet, hier spreekt men nog van vier schijven. In 2019 wordt, volgens het belastingplan dat op Prinsjesdag bekend werd gemaakt, de aanzet gegeven voor de verwezenlijking van nog slechts twee schijven. In 2021 zal deze wijziging in zijn geheel zijn doorgevoerd.
Zoals hierboven al eerder werd vermeld, maken we onderscheid tussen niet AOW-gerechtigden en AOW-gerechtigden. Hiervoor werden de niet AOW-gerechtigden al besproken. De AOW-gerechtigden geboren vóór 1 januari 1946, kennen hun eigen schijven. Deze zijn op dit moment als volgt.
Een verschil dat bij vergelijking van de schijven tussen AOW-gerechtigden en niet AOW-gerechtigden opvalt, is het veel lagere tarief dat de AOW-gerechtigden kennen in de eerste schijf. Wat je verder ziet, is dat in de tweede schijf meer inkomen toegelaten wordt, tegen een lager belastingtarief. De derde schijf van de AOW-gerechtigden laat vervolgens wat minder toe, zodat deze op een gelijk eindbedrag komt als dat van de derde schijf bij de niet AOW-gerechtigden.
Wat verandert er voor mij in 2019?
Voor niet AOW-gerechtigden zijn vooral de tweede en derde schijf aantrekkelijker geworden: deze gaan ieder met 2,75% omlaag, dus als je met jouw inkomen vooral in de tweede en derde schijf valt, geniet je belastingvoordeel ten opzichte van 2018. De vierde schijf daalt met 0,2%. Hier staat echter wel tegenover dat de eerste schijf met 0,10% stijgt. Vooral mensen met een inkomen dat in de hogere schijven valt genieten dus relatief meer belastingvoordeel ten opzichte van degenen met een inkomen dat de eerste of eerste twee schijven niet overstijgt. De inkomens die de eerste schijf niet teboven gaan, ervaren van deze wijziging de meeste nadelen. De schijven zien er voor volgend jaar als volgt uit.
De AOW-gerechtigden krijgen in 2019 een hogere ouderenkorting, deze stijgt met € 160,- Verder zien we ook bij deze groep een lichte stijging van de eerste schijf, maar daling van de andere schijven. De bijbehorende tabel staat hieronder gegeven.
Ná 2019
Doel is dat in 2021 slechts twee schijven overblijven bij niet AOW- gerechtigden. AOW-gerechtigden kennen dan nog drie schijven, met hetzelfde tarief van 18,75% vanaf 2019 voor de eerste schijf. Wat opvalt is dat men voor de schijven van 2019 nog sprak van de eis dat men als AOW-gerechtigde geboren moest zijn vóór 1946. In 2021 spreekt men van 65+ bij de schijven, hetgeen (zeer waarschijnlijk) niet samenvalt met de pensioengerechtigde leeftijd. De vastgestelde pensioengerechtigde leeftijd voor 2021 is namelijk 67 jaar. Dit betekent dat de grondslag voor de heffing in deze tabel wordt verkleind: ben je immers nog niet AOW-gerechtigd, maar wel 65+, dan geldt de tabel van de AOW-gerechtigden, terwijl je nog geen AOW-gerechtigde bent. Dit is een grondslagverbreding voor de heffing van de inkomstenbelasting, want meer mensen vallen hierdoor in de AOW-gerechtigdentabel die drie schijven bevat. Grondslagverbreding komt men op vrij veel plaatsen tegen in het belastingplan, maar voor de werknemer en box 1- ondernemer is deze relevant.
De AOW-leeftijd zal vanaf 2022 afhangen van de leeftijdsverwachting. Het is hierbij nog afwachten of men deze naar boven bijstelt, of dat men de soepele (relatief lage) leeftijdsverwachting hanteert, zoals deze bijvoorbeeld ook in het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 wordt beschreven. Hier betreft het de situatie dat een ouder zijn kinderen het huis schenkt, maar in het huis blijft wonen tot zijn dood (vruchtgebruik tot de dood). Om de waarde te bepalen van het huis, dient men het vruchtgebruik dat erop drukt, te bepalen. Hierbij gaat men bij iemand van 60 jaar ervan uit, dat deze nog maar 10 jaar te leven heeft. Aan de hand van die periode berekent men vervolgens de verschuldigde huur van de ouder aan de kinderen om het belastbaar bedrag, volgens de Successiewet, te kunnen bepalen. Dit is allemaal gebaseerd op het fictieve gegeven dat iemand van 60 jaar nog maar 10 jaar te leven heeft. Het is echter in onze huidige samenleving geen uitzondering om ouder dan 70 jaar te worden. Hoe de wijziging van de AOW-gerechtigde leeftijd voor de inkomstenbelasting zal worden vastgesteld, is op dit moment nog onduidelijk. De niet AOW-gerechtigden krijgen in ieder geval de volgende schijven toebedeeld.
Het belastingtarief van 22,95% van de tweede schijf uit de tabel van 2018, waarvan verlaging plaatsvindt in 2019, is in 2021 geheel verdwenen. Hierdoor wordt minder inkomen verspreid over de schijven en dat kan eventueel een extra belastingverlaging betekenen voor degenen die op dit moment met hun inkomen nog wel in meerdere schijven vallen. Indien men recht op AOW heeft in 2021, zien de schijven er als volgt uit.
Heffingskortingen
De heffingskortingen volgen de daling van de tarieven van de schijven niet: deze blijven inkomensafhankelijk, waarvan de algemene heffingskorting en arbeidskorting zullen stijgen. De lage inkomens kunnen hierdoor meer korting tegemoet zien dan in 2018, deze wordt immers hoger. De afbouw neemt echter toe: hoe hoger het inkomen, des te minder heffingskorting. De hogere inkomens kunnen dus minder korting claimen dan de lagere inkomens. Hier zullen de lagere inkomens er dus meer op vooruit gaan.
Aftrekposten ondernemer
Hoewel de schijven van de inkomstenbelasting omlaag gaan, is er ook een keerzijde voor de box 1-ondernemer aan verbonden. De aftrekposten worden vanaf januari 2019 beperkt: vanaf januari aanstaande zijn aftrekposten in de tweede schijf aftrekbaar tegen 49,5%. Met ingang van januari 2020 wordt dat tarief per jaar afgebouwd met 3%. Met ingang van 2023 zijn aftrekposten dan enkel nog aftrekbaar in de eerste schijf, namelijk tegen een tarief van 37%. Deze beperking zal gelden voor de volgende aftrekposten: de zelfstandigenaftrek, aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, meewerkaftrek, startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid, stakingsaftrek en de MKB-winstvrijstelling.
Omzetbelasting
Wat verder verandert, is het BTW-tarief: het verlaagd tarief dat nu nog 6% bedraagt, bedraagt in 2019 9%. Het voordeel van de inkomstenbelasting zal de consument toch voelen in de portemonnee, aangezien de ondernemers hun verlaagde BTW-producten (zeer waarschijnlijk) duurder gaan prijzen om de BTW af te kunnen dragen. De BTW wordt immers doorberekend in de consumentenprijs en ondernemers willen niet toegeven op de winst die zij, na de afdracht van BTW met het huidige tarief, op hun producten maken. Houdt hier als ondernemer dus rekening mee, want als je de prijzen gelijk houdt, leidt de samengestelde consumentenprijs (BTW + winstmarge) voor een lager winstmarge na afdracht van de 9% BTW. Verder gaat de tabaksaccijns omhoog, dus van tabak zullen de prijzen (weer) stijgen. Voor het hoge BTW-tarief verandert er niets.
Energiebelasting
Werk je veel thuis? Let dan op de energiebelasting die bij een gemiddeld, gelijkblijvend energieverbruik per huishouden in 2019 ongeveer € 130 meer bedraagt per jaar. Het gemiddelde energieverbruik is voor 2019 vastgesteld op 1.170 m3 aardgas en 2.581 kWh elektriciteit.
Conclusie
De tarieven van de inkomstenbelasting zullen drastisch veranderen, waarbij we voortaan nog twee schijven kennen. Voor de AOW-gerechtigden worden dit drie schijven. Deze verandering brengt belastingvoordeel met zich mee, omdat er minder spreiding van inkomen is. Daar tegenover staat dat de aftrekposten die een box 1- ondernemer kent, fors zullen worden beperkt. Verder neemt de afbouw van de inkomensafhankelijke heffingskortingen toe: een hoger inkomen zal dus op minder heffingskorting kunnen rekenen. Daarnaast gaat de omzetbelasting voor het verlaagde tarief omhoog van 6% naar 9% BTW. Dit zul je, als ondernemer, door moeten berekenen in de verkoopprijs, anders geef je toe op de winst. Voor het hoge tarief verandert er niets. Werk je daarnaast veel thuis? Ben je dan bewust van de verhoging op de energiebelasting. Dit zijn de belangrijkste veranderingen voor de box 1- ondernemer. Heb jij naar aanleiding van deze doe-het-zelf gids van Lady Lawyer vragen over wat deze veranderingen voor jouw onderneming concreet betekenen? Onze fiscaal juriste beantwoordt ze graag.
Achtergrondinformatie auteur:
Laura Peters (1994) is een enthousiaste juriste met passie voor haar vak. Momenteel is zij bezig met de masterspecialisatie Fiscaal Recht, gecombineerd met Goederenrecht, aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Hiervoor volgde zij de opleiding HBO-Rechten aan de Juridische Hogeschool Avans-Fontys te Tilburg, waar zij in 2016 afstudeerde. Ze heeft in haar laatste jaar de minor Bedrijfsjurist gevolgd. Hierna studeerde zij af met haar scriptie over de fiscaalrechtelijke en ondernemingsrechtelijke aspecten van het starten van een onderneming in Nevada, Verenigde Staten. Met veel passie en spontaniteit deelt ze graag haar belangstelling en kennis met je door het schrijven van Fiscale blogs. Fiscaal Recht is namelijk echt niet saai en dat laat ze je graag zien!